Onafhankelijke journalistiek over de Vrije Universiteit Amsterdam | Sinds 1953
29 maart 2024

Wetenschap
& Onderwijs

College volgen is iets anders dan tv kijken

Activerend onderwijs maakt korte metten met studenten die onderuitgezakt luisteren tijdens college. Ze moeten zelf aan de slag, dat zou veel beter werken. De grote vraag is: hoe krijg je iedereen mee?

De opleiding pedagogische wetenschappen zette zes jaar geleden al in op activerend onderwijs. Ook tijdens de afgelopen VU Onderwijsdag moedigden de sprekers deze onderwijsvorm aan.

Studenten aanzetten om actief aan de slag te gaan met de leerstof in plaats van hen informatie als een spons op te laten nemen, dat is de gedachte achter activerend onderwijs, aldus opleidingsdirecteur van de master pedagogische wetenschappen Agnes Willemen. Met deze vorm van onderwijs zouden studenten de stof beter doorgronden, en ook op een later moment kunnen herinneren en toepassen.

Maar niet iedere student staat te springen om actief aan de slag te gaan met de stof. Activerend onderwijs begint namelijk al voor aanvang van het college. Studenten moeten zich meer voorbereiden en tijdens het college achteroverleunen terwijl een docent de tijd vol praat, is er echt niet meer bij. Studenten moeten actief deelnemen aan discussies en mogen niet wachten op die ene student die standaard het woord neemt.

Flink wennen

Dat kan flink wennen zijn, bijvoorbeeld voor eerstejaars, denkt Willemen. “De student is echt aan zet, er wordt plotseling veel van ze gevraagd. Sommigen vinden dat best lastig. Die willen gewoon het college aanhoren en thuis kijken of ze er wat mee doen. Er zijn ook studenten die andere prioriteiten hebben in hun leven, zoals een gezin, of een baan in de zorg of het onderwijs. Zij zitten niet per se te wachten op aanwezigheidsplicht en meer voorbereidend werk.”

‘Studentwaardering is iets anders dan kwaliteit van onderwijs’

Niet iedereen waardeert deze manier van onderwijs. Maar, benadrukt Willemen, studentwaardering is iets anders dan kwaliteit van onderwijs. “We zien dat studenten nu beter voorbereid aan de master beginnen. Ze doorgronden de leerstof beter en kunnen die goed toepassen.”

Niet over één kam

Om activerend onderwijs te kunnen laten slagen, is het volgens Willemen belangrijk om niet alle studenten op dezelfde manier bij de stof te betrekken. Grofweg kun je hen opdelen in drie groepen. Studenten die je cognitief activeert, zij willen het liefst zelf over de stof na (moeten) denken. Dan de groep die je affectief betrekt bij de stof, zodat het onderwerp persoonlijke betekenis voor hen heeft of krijgt, en de groep die je gedragsmatig activeert, zoals met een quiz of discussie.

Idealiter past de docent elk van die drie manieren toe in hun onderwijs, om zo iedereen mee te krijgen. “Docenten moeten eigenlijk van alle markten thuis zijn”, aldus Willemen.

Nog meer taken voor docent

Dat is veel gevraagd in een tijd waarin docenten hun onderwijspraktijk al grondig hebben moeten aanpassen voor de overstap naar online. Tijdens de Onderwijsdag-toespraak van de keynote speaker over de pracht en praal van active learning, was dat ook de consensus in de Zoom-chat. Docenten kampen al langere tijd met een te hoge werkdruk. Hun curriculum aanpassen om meer interactie met studenten te krijgen, verhoogt de werkdruk nog meer, bleek in die chat.

active learning profMaar digitale tools kunnen docenten ook juist helpen, denkt Willemen. De omslag naar online geeft het activerend onderwijs een plotselinge impuls. Middelen als Mentimeter, Perusall en Feedback Fruits bieden volgens haar nieuwe mogelijkheden om actieve participatie van studenten te bevorderen.

Laagdrempeliger

Ook Marieke Slootman, diversity officer onderwijs en universitair docent bij de afdeling Sociologie, merkt dat studenten het in bepaalde situaties online makkelijker vinden om actief mee te doen. “Bij vakken waar gevoelige onderwerpen aan bod komen, met bijvoorbeeld discussies over gender, uitsluiting en racisme, nemen studenten online soms eerder het woord. De Zoom-chat kan dan uitkomst bieden. Het is laagdrempeliger dan in een collegezaal opstaan en je zegje doen.”

Maar masterstudent aardwetenschappen Marc Heemskerk merkt ook het tegenovergestelde op. Voor de afdeling Aardwetenschappen interviewde hij meerdere studenten over hun ervaring met online onderwijs. “De chat maakt het inderdaad makkelijker om actief deel te nemen, maar veel docenten kijken er niet naar. Ze zijn druk bezig met college geven en kijken pas in de pauze.”

Daarnaast durven studenten volgens Heemskerk niet altijd gebruik te maken van de chat of zich van mute af te halen en de docent aan te spreken, omdat ze bang zijn dat ze iets hebben gemist. “Door traag internet, een microfoon die wegvalt of een stofzuigende huisgenoot op de achtergrond, kunnen studenten soms een deel missen. Ze willen dan niet degene zijn die een vraag stelt over iets dat net al behandeld is. In een fysiek college gaat die interactie makkelijker.”

Minder eng

Over het algemeen waardeerden de twintig studenten die hij sprak het activerende onderwijs hoger dan het onderwijs dat alleen ‘zendt’ vanuit de docent. Ook kreeg Heemskerk als feedback van de studenten dat actief participeren online soms minder eng is. Zoals bij het geven van presentaties. “Je kunt je aantekeningen nu ook naast je hebben liggen, en je ziet vaak maar een paar andere mensen tegelijk op je scherm – niet een hele zaal zoals bij fysiek onderwijs.”

Maar diversity officer Slootman merkt ook op dat online presenteren voor anderen juist minder prettig is. Vanuit haar positie kijkt ze vooral naar wat het online onderwijs voor inclusiviteit kan betekenen. “Voor mensen met mentale functiebeperkingen kan het idee dat mensen je kunnen zien juist stressvol zijn. Het moeten praten voor een camera is dan extra vervelend.” Ook voor verlegen mensen kan het spannend zijn om plotseling vaker het woord te moeten nemen in de activerende vorm van onderwijs.

Afhankelijk van persoonlijkheid

Welke benadering van activerend onderwijs zal werken, is volgens opleidingsdirecteur Willemen dan ook deels afhankelijk van de persoonlijkheid van de student. “Extraverte personen krijgen energie van andere mensen, zij hebben het nodig om ideeën uit te wisselen om zich betrokken te voelen bij een onderwerp. Zij kunnen hun ei nu kwijt in een breakout-room bijvoorbeeld. De introverte student luistert misschien liever, die stimuleer je eerder op een cognitieve manier dan op een affectieve of gedragsmatige wijze.”

‘Studenten zijn ook zelf verantwoordelijk voor hun eigen leerproces’

Maar de verantwoordelijkheid om iedereen mee te krijgen in deze onderwijsvorm ligt niet alleen bij de docent, vindt Willemen. “Het is voor studenten belangrijk om ook zelf na te gaan waar ze hun motivatie vandaan halen, en hoe ze betrokken kunnen raken bij de stof. Tegelijkertijd wil je als universiteit ook een plek zijn waar studenten verantwoordelijk zijn voor hun eigen leerproces. Dus we blijven met elkaar nagaan hoeveel we van studenten willen vragen, en hoeveel we aan henzelf overlaten. Ze zullen later ook verantwoordelijk zijn voor hun eigen leerproces, net zoals docenten een mate van autonomie over de invulling van hun colleges moeten kunnen houden.”