Popup-Niks-missen-2.png

OPINIE

25 maart 2020

Faculteit Geesteswetenschappen is moreel failliet

Subtitel

Operatie geslaagd – patiënt dood. Inderdaad, boekhoudkundig is de faculteit Geesteswetenschappen weer op orde. Maar haar universitaire geest is wegbezuinigd, vindt VU-filosoof Christian Krijnen.

Met de creativiteit die een hbo-student bedrijfseconomie niet zou misstaan, heeft het faculteitsbestuur van Geesteswetenschappen aan de financiële knoppen gedraaid. Het gevolg van dat beleid is dat de eenheid van onderzoek en onderwijs – hét kenmerk van de universiteit als opleidingsinstituut – is vernietigd. Natuurlijk verbonden met de ronkende retorica van ‘vermindering van de werkdruk in  het onderwijs’ is het onderwijsaandeel standaard op 0,6 fte en het onderzoeksaandeel standaard op 0,3 fte gezet (0,1 fte blijft voor bestuur en beheer). Tegelijkertijd is het aantal uren dat voor onderwijs wordt vergoed, verminderd. Een werkelijk verbluffende logica om de werkdruk in het onderwijs te verlagen.

Gedegradeerd tot lesboeren

Onderwijs op een universiteit is onderwijs dat op onderzoek - ook van de docent - is gebaseerd en aan onderzoek is georiënteerd. Het doel hiervan is dat de studenten aan de hand een wetenschappelijke kwestie leren onderzoeken. Onderzoek is in die zin de alfa en omega van de universiteit. Een geesteswetenschappelijke blik in de geschiedenis van de universiteit maakt dat snel duidelijk.

Universitair onderwijs vormt de persoonlijkheid van studenten. Het leert ze om zich in hun denken en handelen zelf te bepalen. Daarmee levert de universiteit burgers aan de maatschappij af die kritisch kunnen denken, met complexiteit om kunnen gaan, openstaan voor nieuwe uitdagingen – het tegendeel dus van verkokerde vakidioten die voornamelijk geleerd hebben om al voorhanden kennis op bestaande situaties toe te passen. Over de maatschappelijke relevantie van universiteiten gesproken! De veelgehoorde kreet dat onderwijs het primaat zou hebben, is een holle frase. Hooguit in een organisatorisch-pragmatische zin zou onderwijs het primaat kunnen hebben. Net zoals dat andere veelgehoorde dogma dat de verdeling van onderzoek, onderwijs en bestuur afhankelijk zou zijn van de ‘talenten’ van de desbetreffende (er bestaan aan onze universiteit niet alleen contracten voor docenten zonder enig onderzoeksaandeel, het is zelfs de trend om meer van dergelijke ‘docenten’ in plaats van universitair docenten te benoemen). Daarentegen is voor een universiteit kenmerkend dat een universitaire docent die drie talenten (met name de eerste twee) belichaamt.

In een topvoetbalelftal – en onze universiteiten moeten natuurlijk allemaal top zijn – kan iedereen, ondanks verschillen in talent, goed rennen én de bal behandelen. De nieuwe opzet ‘0,6, 0,3’ degradeert universitaire docenten tot lesboeren en onderzoek tot een bijklus tussen de onderwijsbedrijven door: zeer slecht voor de kwaliteit van zowel het onderwijs als ook die van het onderzoek, en dan hebben we het over de werktevredenheid van de docenten nog niet gehad. Een flexibel onderzoeksaandeel tussen 0,4 en 0,5 fte zou de standaard moeten zijn. Helemaal omdat in de praktijk de onderzoekstijd vaak onder druk staat omdat andere zaken - onderwijs, bestuur - een grotere urgentie hebben. De terechte zorg om een betere waardering van onderwijs mag niet het afbreken van onderzoek betekenen. In feite worden docenten met 0,3 onderzoek tweederangs; het echte onderzoek moet gebeuren door de geluksvogels die een subsidie hebben weten te bemachtigen. Het nieuwe beleid vergroot dus ook nog de noodzaak om onderzoeksaanvragen in te dienen.

De geest reanimeren

Natuurlijk staan universiteit en faculteiten onder grote financiële druk. Maar de oplossingen die bedacht worden om met die druk om te gaan, moeten zich binnen de eenheid van onderzoek en onderwijs als de grondwet van de universiteit afspelen (creativiteit, creativiteit!). Het nieuwe faculteitsbeleid zal juridisch ongetwijfeld in orde zijn. Maar positieve rechtsregels zijn niet de laatste horizon om faculteitsbeleid te beoordelen. Dat zou ‘rechtspositivisme’ zijn. Geesteswetenschappers weten dat een dergelijke legalistische houding meer dan problematisch is; we beoordelen immers ook de rechtvaardigheid, breder: de moraliteit van regels.
Daartoe is een andere maatstaf nodig dan bestaande procedures. We willen de redelijkheid ervan inzien. Die leidt ons ook tot het inzicht dat en waarom de eenheid van onderzoek en onderwijs leidend is voor de universiteit als opleidingsinstituut. Een nobele en hoogst dringende taak dus voor het nieuwe faculteitsbestuur: de geest van de faculteit die het pretendeert te besturen, reanimeren.
Een verdeling van 0,6 fte onderwijs en 0,3 fte onderzoek is geen zinvolle interpretatie van de eenheid van onderzoek en onderwijs, maar de morele faillietverklaring van de faculteit Geesteswetenschappen.

Christian Krijnen is universitair hoofddocent filosofie aan de faculteit Geesteswetenschappen.

Christian Krijnen

Reageren?

Houd je bij het onderwerp, en toon respect: commerciële uitingen, smaad, schelden en discrimineren zijn niet toegestaan. De redactie gaat niet in discussie over verwijderde reacties.

Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.